• on·weer·staan·baar
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onweerstaanbaar onweerstaanbaarder onweerstaanbaarst
verbogen onweerstaanbare onweerstaanbaardere onweerstaanbaarste
partitief onweerstaanbaars onweerstaanbaarders -

onweerstaanbaar

  1. zo verleidelijk dat je eraan toe moet geven
    • Datzelfde geldt voor de derde release van dit jaar, Moessorgski’s Schilderijententoonstelling. Een stuk waar je van moet houden, maar de ronkende toon van de Mariinskystrijkers geven er een glans aan die hoe dan ook onweerstaanbaar is. Dat geldt nog iets meer voor de Liederen en dansen van de dood met Ferruccio Furlanetto - een kelderbas die toch beschikt over subtiliteit, kleuren en (belangrijkst) een vertelstem die je even in de waan brengt dat je Russisch verstaat.[1] 
  2. niet tegen te houden
    • Het kwam onweerstaanbaar naderbij. De bomen hadden niets in de gaten. Hij probeerde op het gevaar te wijzen. Maar niemand lette op hem. [2] 
     Maar toen ik was uitgestapt bij de Ringvâgen drongen de tranen zich onweerstaanbaar op.[3]
  1. NRC Mischa Spel 7 september 2015
  2. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 100
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767