ontvreemden/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van ontvreemden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ontvreemden | te ontvreemden | ||||||||
toekomend | zullen ontvreemden | te zullen ontvreemden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ontvreemd | te hebben ontvreemd | ||||||||
toekomend | ontvreemd zullen hebben | ontvreemd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
ontvreemdend | ontvreemd | ev. ontvreemd |
mv. verouderd ontvreemdt |
ontvreemde | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | ontvreemd | ontvreemdt | ontvreemdt | ontvreemdt | ontvreemdt | ontvreemden | ontvreemden | ontvreemden | |||
verleden (o.v.t.) | ontvreemdde | ontvreemdde | ontvreemdde | ontvreemdde | ontvreemdde | ontvreemdden | ontvreemdden | ontvreemdden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ontvreemden | zult/zal ontvreemden | zult/zal ontvreemden | zult ontvreemden | zal ontvreemden | zullen ontvreemden | zullen ontvreemden | zullen ontvreemden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ontvreemden | zou ontvreemden | zou(dt) ontvreemden | zoudt ontvreemden | zou ontvreemden | zouden ontvreemden | zouden ontvreemden | zouden ontvreemden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ontvreemd | hebt ontvreemd | hebt/heeft ontvreemd | hebt ontvreemd | heeft ontvreemd | hebben ontvreemd | hebben ontvreemd | hebben ontvreemd | |||
verleden (v.v.t.) | had ontvreemd | had ontvreemd | had ontvreemd | hadt ontvreemd | had ontvreemd | hadden ontvreemd | hadden ontvreemd | hadden ontvreemd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ontvreemd hebben | zal/zult ontvreemd hebben | zult/zal ontvreemd hebben | zult ontvreemd hebben | zal ontvreemd hebben | zullen ontvreemd hebben | zullen ontvreemd hebben | zullen ontvreemd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ontvreemd hebben | zou ontvreemd hebben | zou/zoudt ontvreemd hebben | zoudt ontvreemd hebben | zou ontvreemd hebben | zouden ontvreemd hebben | zouden ontvreemd hebben | zouden ontvreemd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ontvreemd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ontvreemd | er is ontvreemd | |||||||||
verleden | er werd ontvreemd | er was ontvreemd | |||||||||
toekomend | er zal ontvreemd worden | er zal ontvreemd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ontvreemd worden | er zou ontvreemd zijn | |||||||||
lijdende vorm ontvreemd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ontvreemd worden | ontvreemd te worden | ||||||||
toekomend | ontvreemd zullen worden | ontvreemd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ontvreemd zijn | ontvreemd te zijn | ||||||||
toekomend | ontvreemd zullen zijn | ontvreemd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ontvreemd | wordt ontvreemd | wordt ontvreemd | wordt ontvreemd | wordt ontvreemd | worden ontvreemd | worden ontvreemd | worden ontvreemd | |||
verleden (o.v.t.) | werd ontvreemd | werd ontvreemd | werd ontvreemd | werdt ontvreemd | werd ontvreemd | werden ontvreemd | werden ontvreemd | werden ontvreemd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ontvreemd worden | zult ontvreemd worden | zult ontvreemd worden | zult ontvreemd worden | zal ontvreemd worden | zullen ontvreemd worden | zullen ontvreemd worden | zullen ontvreemd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ontvreemd worden | zou ontvreemd worden | zou/zoudt ontvreemd worden | zoudt ontvreemd worden | zou ontvreemd worden | zouden ontvreemd worden | zouden ontvreemd worden | zouden ontvreemd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ontvreemd | bent ontvreemd | bent/is ontvreemd | zijt ontvreemd | is ontvreemd | zijn ontvreemd | zijn ontvreemd | zijn ontvreemd | |||
verleden (v.v.t.) | was ontvreemd | was ontvreemd | was ontvreemd | waart ontvreemd | was ontvreemd | waren ontvreemd | waren ontvreemd | waren ontvreemd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ontvreemd zijn | zult ontvreemd zijn | zult ontvreemd zijn | zult ontvreemd zijn | zal ontvreemd zijn | zullen ontvreemd zijn | zullen ontvreemd zijn | zullen ontvreemd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ontvreemd zijn | zou ontvreemd zijn | zou/zoudt ontvreemd zijn | zoudt ontvreemd zijn | zou ontvreemd zijn | zouden ontvreemd zijn | zouden ontvreemd zijn | zouden ontvreemd zijn |