ontnemen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van ontnemen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ontnemen | te ontnemen | ||||||||
toekomend | zullen ontnemen | te zullen ontnemen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ontnomen | te hebben ontnomen | ||||||||
toekomend | ontnomen zullen hebben | ontnomen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
ontnemend | ontnomen | ev. ontneem |
mv. verouderd ontneemt |
ontneme | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | ontneem | ontneemt | ontneemt | ontneemt | ontneemt | ontnemen | ontnemen | ontnemen | |||
verleden (o.v.t.) | ontnam | ontnam | ontnam | ontnaamt | ontnam | ontnamen | ontnamen | ontnamen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ontnemen | zult/zal ontnemen | zult/zal ontnemen | zult ontnemen | zal ontnemen | zullen ontnemen | zullen ontnemen | zullen ontnemen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ontnemen | zou ontnemen | zou(dt) ontnemen | zoudt ontnemen | zou ontnemen | zouden ontnemen | zouden ontnemen | zouden ontnemen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ontnomen | hebt ontnomen | hebt/heeft ontnomen | hebt ontnomen | heeft ontnomen | hebben ontnomen | hebben ontnomen | hebben ontnomen | |||
verleden (v.v.t.) | had ontnomen | had ontnomen | had ontnomen | hadt ontnomen | had ontnomen | hadden ontnomen | hadden ontnomen | hadden ontnomen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ontnomen hebben | zal/zult ontnomen hebben | zult/zal ontnomen hebben | zult ontnomen hebben | zal ontnomen hebben | zullen ontnomen hebben | zullen ontnomen hebben | zullen ontnomen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ontnomen hebben | zou ontnomen hebben | zou/zoudt ontnomen hebben | zoudt ontnomen hebben | zou ontnomen hebben | zouden ontnomen hebben | zouden ontnomen hebben | zouden ontnomen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ontnomen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ontnomen | er is ontnomen | |||||||||
verleden | er werd ontnomen | er was ontnomen | |||||||||
toekomend | er zal ontnomen worden | er zal ontnomen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ontnomen worden | er zou ontnomen zijn | |||||||||
lijdende vorm ontnomen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ontnomen worden | ontnomen te worden | ||||||||
toekomend | ontnomen zullen worden | ontnomen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ontnomen zijn | ontnomen te zijn | ||||||||
toekomend | ontnomen zullen zijn | ontnomen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ontnomen | wordt ontnomen | wordt ontnomen | wordt ontnomen | wordt ontnomen | worden ontnomen | worden ontnomen | worden ontnomen | |||
verleden (o.v.t.) | werd ontnomen | werd ontnomen | werd ontnomen | werdt ontnomen | werd ontnomen | werden ontnomen | werden ontnomen | werden ontnomen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ontnomen worden | zult ontnomen worden | zult ontnomen worden | zult ontnomen worden | zal ontnomen worden | zullen ontnomen worden | zullen ontnomen worden | zullen ontnomen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ontnomen worden | zou ontnomen worden | zou/zoudt ontnomen worden | zoudt ontnomen worden | zou ontnomen worden | zouden ontnomen worden | zouden ontnomen worden | zouden ontnomen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ontnomen | bent ontnomen | bent/is ontnomen | zijt ontnomen | is ontnomen | zijn ontnomen | zijn ontnomen | zijn ontnomen | |||
verleden (v.v.t.) | was ontnomen | was ontnomen | was ontnomen | waart ontnomen | was ontnomen | waren ontnomen | waren ontnomen | waren ontnomen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ontnomen zijn | zult ontnomen zijn | zult ontnomen zijn | zult ontnomen zijn | zal ontnomen zijn | zullen ontnomen zijn | zullen ontnomen zijn | zullen ontnomen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ontnomen zijn | zou ontnomen zijn | zou/zoudt ontnomen zijn | zoudt ontnomen zijn | zou ontnomen zijn | zouden ontnomen zijn | zouden ontnomen zijn | zouden ontnomen zijn |