Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·scherp
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onscherp onscherper onscherpst
verbogen onscherpe onscherpere onscherpste
partitief onscherps onscherpers -

Bijvoeglijk naamwoord

onscherp [1]

  1. van een foto dat de foto gemaakt is zonder een goede instelling van de focus waardoor details minder goed zichtbaar zijn
    • „Op mijn werk lunchen we altijd samen. Twee weken geleden hadden we plakjes Coburger ham in zo’n zwart plastic bakje. Ik merkte dat het nogal vervelend was om naar te kijken. De ham leek onscherp, als in een foto waarbij de camera was bewogen. Mijn ogen probeerden steeds scherp te stellen, maar dat lukte natuurlijk niet.” [2] 
    • Helaas was de man niet goed herkenbaar op de onscherpe foto. 
  2. van een mes, schaar of ander snijdend voorwerp dat het niet goed snijdt
    • Ik moest het onscherpe mes eerst slijpen voordat ik het vlees kon snijden.  
  3. (figuurlijk) van een discussie dat er geen duidelijke stellingname is
    • De intentie is helder: bewustwording over de corrupte status quo van de ‘national security state’, met hoop op een revolte. Grimonprez zaait sprankjes hoop, zoals een Braziliaanse stad die in 1980 massaal een openbaar kusverbod van de militaire junta negeerde. Maar die sprankjes hoop ogen erg willekeurig in een documentaire die schippert tussen pamflet en collage: te specifiek voor suggestie, te onscherp voor een betoog. Inmiddels is de revolte tegen het establishment een feit. Zij het heel anders dan Grimonprez hoopt. [3] 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Margot Poll 18 januari 2017
  3. NRC 15 november 2016
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be