onderhuis
- on·der·huis
- samenstelling van onder en huis zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onderhuis | onderhuizen |
verkleinwoord | onderhuisje | onderhuisjes |
- het lagere deel van een huis dat op de begane grond ligt of zelfs gedeeltelijk ondergronds is gelegen
- ▸ Voor kinderen wordt er daarnaast een speurtocht gehouden. Met ‘Jacht op de muizen’ helpen kinderen om de muizen in het onderhuis verjagen. Uiteraard kunnen ze rekenen op een beloning als ze alle muizen hebben geteld.[3]
- Het woord onderhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ onderhuis op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Niels Meijerink“Huis Verwolde in Laren opent voor het eerst de deuren tijdens voorjaarsvakantie” (07-02-2023,), Tubantia