een huis met een beneden- en een bovenwoning vandaar 2 voordeuren.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·ven·wo·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bovenwoning bovenwoningen
verkleinwoord bovenwoninkje bovenwoninkjes

Zelfstandig naamwoord

de bovenwoningv

  1. een woning hoger gelegen dan de begane grond
    • De bovenwoning is nog steeds niet verhuurd. 
Synoniemen

Gangbaarheid