onderblijven/vervoeging

Nederlands

ónderblijven: scheidbaar

vervoeging van de bedrijvende vorm van onderblijven
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		onderblijven			onder te blijven
	toekomend		zullen onderblijven onder zullen blijven			te zullen onderblijven onder te zullen blijven
voltooid	tegenwoordig		zijn ondergebleven			te zijn ondergebleven
	toekomend		ondergebleven zullen zijn			ondergebleven te zullen zijn
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	onderblijvend		ondergebleven			ev. blijf onder	mv. verouderd blijft onder	blijve onder (bijzin)onderblijve
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	blijf onder	blijft onder	blijft onder	blijft onder	blijft onder	blijven onder	blijven onder	blijven onder
verleden (o.v.t.)	bleef onder	bleef onder	bleef onder	bleeft onder	bleef onder	bleven onder	bleven onder	bleven onder
toekomend (o.t.t.t.)	zal onderblijven	zult/zal onderblijven	zult/zal onderblijven	zult onderblijven	zal onderblijven	zullen onderblijven	zullen onderblijven	zullen onderblijven
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou onderblijven	zou onderblijven	zou(dt) onderblijven	zoudt onderblijven	zou onderblijven	zouden onderblijven	zouden onderblijven	zouden onderblijven
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	onderblijf	onderblijft	onderblijft	onderblijft	onderblijft	onderblijven	onderblijven	onderblijven
verleden (o.v.t.)	onderbleef	onderbleef	onderbleef	onderbleeft	onderbleef	onderbleven	onderbleven	onderbleven
toekomend (o.t.t.t.)	zal onderblijven onder zal blijven	zult/zal onderblijven onder zult/zal blijven	zult/zal onderblijven onder zult/zal blijven	zult onderblijven onder zult blijven	zal onderblijven onder zal blijven	zullen onderblijven onder zullen blijven	zullen onderblijven onder zullen blijven	zullen onderblijven onder zullen blijven
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou onderblijven onder zou blijven	zou onderblijven onder zou blijven	zou(dt) onderblijven onder zou(dt) blijven	zoudt onderblijven onder zoudt blijven	zou onderblijven onder zou blijven	zouden onderblijven onder zouden blijven	zouden onderblijven onder zouden blijven	zouden onderblijven onder zouden blijven
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben ondergebleven	bent ondergebleven	bent/is ondergebleven	zijt ondergebleven	is ondergebleven	zijn ondergebleven	zijn ondergebleven	zijn ondergebleven
verleden (v.v.t.)	was ondergebleven	was ondergebleven	was ondergebleven	waart ondergebleven	was ondergebleven	waren ondergebleven	waren ondergebleven	waren ondergebleven
toekomend (v.t.t.t.)	zal ondergebleven zijn	zal/zult ondergebleven zijn	zult/zal ondergebleven zijn	zult ondergebleven zijn	zal ondergebleven zijn	zullen ondergebleven zijn	zullen ondergebleven zijn	zullen ondergebleven zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou ondergebleven zijn	zou ondergebleven zijn	zou/zoudt ondergebleven zijn	zoudt ondergebleven zijn	zou ondergebleven zijn	zouden ondergebleven zijn	zouden ondergebleven zijn	zouden ondergebleven zijn

onderblíjven: onscheidbaar

vervoeging van de bedrijvende vorm van onderblijven
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		onderblijven			te onderblijven
	toekomend		zullen onderblijven			te zullen onderblijven
voltooid	tegenwoordig		zijn onderbleven			te zijn onderbleven
	toekomend		onderbleven zullen zijn			onderbleven te zullen zijn
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	onderblijvend		onderbleven			ev. onderblijf	mv. verouderd onderblijft	onderblijve
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	onderblijf	onderblijft	onderblijft	onderblijft	onderblijft	onderblijven	onderblijven	onderblijven
verleden (o.v.t.)	onderbleef	onderbleef	onderbleef	onderbleeft	onderbleef	onderbleven	onderbleven	onderbleven
toekomend (o.t.t.t.)	zal onderblijven	zult/zal onderblijven	zult/zal onderblijven	zult onderblijven	zal onderblijven	zullen onderblijven	zullen onderblijven	zullen onderblijven
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou onderblijven	zou onderblijven	zou(dt) onderblijven	zoudt onderblijven	zou onderblijven	zouden onderblijven	zouden onderblijven	zouden onderblijven
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben onderbleven	bent onderbleven	bent/is onderbleven	zijt onderbleven	is onderbleven	zijn onderbleven	zijn onderbleven	zijn onderbleven
verleden (v.v.t.)	was onderbleven	was onderbleven	was onderbleven	waart onderbleven	was onderbleven	waren onderbleven	waren onderbleven	waren onderbleven
toekomend (v.t.t.t.)	zal onderbleven zijn	zal/zult onderbleven zijn	zult/zal onderbleven zijn	zult onderbleven zijn	zal onderbleven zijn	zullen onderbleven zijn	zullen onderbleven zijn	zullen onderbleven zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou onderbleven zijn	zou onderbleven zijn	zou/zoudt onderbleven zijn	zoudt onderbleven zijn	zou onderbleven zijn	zouden onderbleven zijn	zouden onderbleven zijn	zouden onderbleven zijn