• on·be·kleed
stellend
onverbogen onbekleed
verbogen onbeklede
partitief onbekleeds

onbekleed [1]

  1. niet bedekt
    • Naast de hogedrukpan is ook de wok een wonderpan. In alle gehaaste huishoudens zou een wok aanwezig moeten zijn in deze tijden van bijtgaar en snelklaar voedsel. Liefst dat sobere bolronde model van onbekleed dun plaatstaal met een lange houten handgreep en een iets afgeplatte bodem zodat de wok zonder hulpstuk op het vuur (gas) kan blijven staan. [2] 
    • Opnieuw: het tegengestelde kan ook waar zijn. Het onbeklede mechanisme van een stoommachine, met vliegwiel, krukas, excentriek, stangen, de stoomschuif en de regulateur (mooi voorbeeld van feedback) is in al zijn verschijningsvormen telkens weer adembenemende bewegingskunst, hoewel niet zo bedoeld, en de arbeiders in de vorige eeuw hebben dit geheel ook niet als zodanig opgevat. [3] 
  2. van eem ambt dat er niemand is die dit ambt vervult
94 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Florine Boucher 5 december 1994 BIJTGAAR & SNEL KLAAR
  3. NRC H.J.A. Hofland 22 augustus 1997 l'Art pour l'art
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be