omwentelen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van omwentelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omwentelen | om te wentelen | ||||||||
toekomend | zullen omwentelen om zullen wentelen |
te zullen omwentelen om te zullen wentelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben omgewenteld | te hebben omgewenteld | ||||||||
toekomend | omgewenteld zullen hebben | omgewenteld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
omwentelend | omgewenteld | ev. wentel om |
mv. verouderd wentelt om |
wentele om (bijzin) omwentele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | wentel om | wentelt om | wentelt om | wentelt om | wentelt om | wentelen om | wentelen om | wentelen om | |||
verleden (o.v.t.) | wentelde om | wentelde om | wentelde om | wentelde om | wentelde om | wentelden om | wentelden om | wentelden om | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omwentelen | zult/zal omwentelen | zult/zal omwentelen | zult omwentelen | zal omwentelen | zullen omwentelen | zullen omwentelen | zullen omwentelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omwentelen | zou omwentelen | zou(dt) omwentelen | zoudt omwentelen | zou omwentelen | zouden omwentelen | zouden omwentelen | zouden omwentelen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | omwentel | omwentelt | omwentelt | omwentelt | omwentelt | omwentelen | omwentelen | omwentelen | |||
verleden (o.v.t.) | omwentelde | omwentelde | omwentelde | omwentelde | omwentelde | omwentelden | omwentelden | omwentelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omwentelen om zal wentelen |
zult/zal omwentelen om zult/zal wentelen |
zult/zal omwentelen om zult/zal wentelen |
zult omwentelen om zult wentelen |
zal omwentelen om zal wentelen |
zullen omwentelen om zullen wentelen |
zullen omwentelen om zullen wentelen |
zullen omwentelen om zullen wentelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omwentelen om zou wentelen |
zou omwentelen om zou wentelen |
zou(dt) omwentelen om zou(dt) wentelen |
zoudt omwentelen om zoudt wentelen |
zou omwentelen om zou wentelen |
zouden omwentelen om zouden wentelen |
zouden omwentelen om zouden wentelen |
zouden omwentelen om zouden wentelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb omgewenteld | hebt omgewenteld | hebt/heeft omgewenteld | hebt omgewenteld | heeft omgewenteld | hebben omgewenteld | hebben omgewenteld | hebben omgewenteld | |||
verleden (v.v.t.) | had omgewenteld | had omgewenteld | had omgewenteld | hadt omgewenteld | had omgewenteld | hadden omgewenteld | hadden omgewenteld | hadden omgewenteld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omgewenteld hebben | zal/zult omgewenteld hebben | zult/zal omgewenteld hebben | zult omgewenteld hebben | zal omgewenteld hebben | zullen omgewenteld hebben | zullen omgewenteld hebben | zullen omgewenteld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omgewenteld hebben | zou omgewenteld hebben | zou/zoudt omgewenteld hebben | zoudt omgewenteld hebben | zou omgewenteld hebben | zouden omgewenteld hebben | zouden omgewenteld hebben | zouden omgewenteld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm omgewenteld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt omgewenteld | er is omgewenteld | |||||||||
verleden | er werd omgewenteld | er was omgewenteld | |||||||||
toekomend | er zal omgewenteld worden | er zal omgewenteld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou omgewenteld worden | er zou omgewenteld zijn | |||||||||
lijdende vorm omgewenteld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omgewenteld worden | omgewenteld te worden | ||||||||
toekomend | omgewenteld zullen worden | omgewenteld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | omgewenteld zijn | omgewenteld te zijn | ||||||||
toekomend | omgewenteld zullen zijn | omgewenteld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word omgewenteld | wordt omgewenteld | wordt omgewenteld | wordt omgewenteld | wordt omgewenteld | worden omgewenteld | worden omgewenteld | worden omgewenteld | |||
verleden (o.v.t.) | werd omgewenteld | werd omgewenteld | werd omgewenteld | werdt omgewenteld | werd omgewenteld | werden omgewenteld | werden omgewenteld | werden omgewenteld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omgewenteld worden | zult omgewenteld worden | zult omgewenteld worden | zult omgewenteld worden | zal omgewenteld worden | zullen omgewenteld worden | zullen omgewenteld worden | zullen omgewenteld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omgewenteld worden | zou omgewenteld worden | zou/zoudt omgewenteld worden | zoudt omgewenteld worden | zou omgewenteld worden | zouden omgewenteld worden | zouden omgewenteld worden | zouden omgewenteld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben omgewenteld | bent omgewenteld | bent/is omgewenteld | zijt omgewenteld | is omgewenteld | zijn omgewenteld | zijn omgewenteld | zijn omgewenteld | |||
verleden (v.v.t.) | was omgewenteld | was omgewenteld | was omgewenteld | waart omgewenteld | was omgewenteld | waren omgewenteld | waren omgewenteld | waren omgewenteld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omgewenteld zijn | zult omgewenteld zijn | zult omgewenteld zijn | zult omgewenteld zijn | zal omgewenteld zijn | zullen omgewenteld zijn | zullen omgewenteld zijn | zullen omgewenteld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omgewenteld zijn | zou omgewenteld zijn | zou/zoudt omgewenteld zijn | zoudt omgewenteld zijn | zou omgewenteld zijn | zouden omgewenteld zijn | zouden omgewenteld zijn | zouden omgewenteld zijn |