Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wen·tel·de om
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
omwentelen

wentelde om

  1. enkelvoud verleden tijd van omwentelen
    • Ik wentelde om. 
    • Jij wentelde om. 
    • Hij, zij, het wentelde om. 


Gangbaarheid