omtoveren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van omtoveren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		omtoveren			om te toveren
	toekomend		zullen omtoveren om zullen toveren			te zullen omtoveren om te zullen toveren
voltooid	tegenwoordig		hebben omgetoverd			te hebben omgetoverd
	toekomend		omgetoverd zullen hebben			omgetoverd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	omtoverend		omgetoverd			ev. tover om	mv. verouderd tovert om	tovere om (bijzin) omtovere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	tover om	tovert om	tovert om	tovert om	tovert om	toveren om	toveren om	toveren om
verleden (o.v.t.)	toverde om	toverde om	toverde om	toverde om	toverde om	toverden om	toverden om	toverden om
toekomend (o.t.t.t.)	zal omtoveren	zult/zal omtoveren	zult/zal omtoveren	zult omtoveren	zal omtoveren	zullen omtoveren	zullen omtoveren	zullen omtoveren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou omtoveren	zou omtoveren	zou(dt) omtoveren	zoudt omtoveren	zou omtoveren	zouden omtoveren	zouden omtoveren	zouden omtoveren
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	omtover	omtovert	omtovert	omtovert	omtovert	omtoveren	omtoveren	omtoveren
verleden (o.v.t.)	omtoverde	omtoverde	omtoverde	omtoverde	omtoverde	omtoverden	omtoverden	omtoverden
toekomend (o.t.t.t.)	zal omtoveren om zal toveren	zult/zal omtoveren om zult/zal toveren	zult/zal omtoveren om zult/zal toveren	zult omtoveren om zult toveren	zal omtoveren om zal toveren	zullen omtoveren om zullen toveren	zullen omtoveren om zullen toveren	zullen omtoveren om zullen toveren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou omtoveren om zou toveren	zou omtoveren om zou toveren	zou(dt) omtoveren om zou(dt) toveren	zoudt omtoveren om zoudt toveren	zou omtoveren om zou toveren	zouden omtoveren om zouden toveren	zouden omtoveren om zouden toveren	zouden omtoveren om zouden toveren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb omgetoverd	hebt omgetoverd	hebt/heeft omgetoverd	hebt omgetoverd	heeft omgetoverd	hebben omgetoverd	hebben omgetoverd	hebben omgetoverd
verleden (v.v.t.)	had omgetoverd	had omgetoverd	had omgetoverd	hadt omgetoverd	had omgetoverd	hadden omgetoverd	hadden omgetoverd	hadden omgetoverd
toekomend (v.t.t.t.)	zal omgetoverd hebben	zal/zult omgetoverd hebben	zult/zal omgetoverd hebben	zult omgetoverd hebben	zal omgetoverd hebben	zullen omgetoverd hebben	zullen omgetoverd hebben	zullen omgetoverd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou omgetoverd hebben	zou omgetoverd hebben	zou/zoudt omgetoverd hebben	zoudt omgetoverd hebben	zou omgetoverd hebben	zouden omgetoverd hebben	zouden omgetoverd hebben	zouden omgetoverd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm omgetoverd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt omgetoverd				er is omgetoverd
verleden	er werd omgetoverd				er was omgetoverd
toekomend	er zal omgetoverd worden				er zal omgetoverd zijn
voorwaardelijk	er zou omgetoverd worden				er zou omgetoverd zijn
lijdende vorm omgetoverd worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		omgetoverd worden			omgetoverd te worden
	toekomend		omgetoverd zullen worden			omgetoverd te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		omgetoverd zijn			omgetoverd te zijn
	toekomend		omgetoverd zullen zijn			omgetoverd te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word omgetoverd	wordt omgetoverd	wordt omgetoverd	wordt omgetoverd	wordt omgetoverd	worden omgetoverd	worden omgetoverd	worden omgetoverd
verleden (o.v.t.)	werd omgetoverd	werd omgetoverd	werd omgetoverd	werdt omgetoverd	werd omgetoverd	werden omgetoverd	werden omgetoverd	werden omgetoverd
toekomend (o.t.t.t.)	zal omgetoverd worden	zult omgetoverd worden	zult omgetoverd worden	zult omgetoverd worden	zal omgetoverd worden	zullen omgetoverd worden	zullen omgetoverd worden	zullen omgetoverd worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou omgetoverd worden	zou omgetoverd worden	zou/zoudt omgetoverd worden	zoudt omgetoverd worden	zou omgetoverd worden	zouden omgetoverd worden	zouden omgetoverd worden	zouden omgetoverd worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben omgetoverd	bent omgetoverd	bent/is omgetoverd	zijt omgetoverd	is omgetoverd	zijn omgetoverd	zijn omgetoverd	zijn omgetoverd
verleden (v.v.t.)	was omgetoverd	was omgetoverd	was omgetoverd	waart omgetoverd	was omgetoverd	waren omgetoverd	waren omgetoverd	waren omgetoverd
toekomend (v.t.t.t.)	zal omgetoverd zijn	zult omgetoverd zijn	zult omgetoverd zijn	zult omgetoverd zijn	zal omgetoverd zijn	zullen omgetoverd zijn	zullen omgetoverd zijn	zullen omgetoverd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou omgetoverd zijn	zou omgetoverd zijn	zou/zoudt omgetoverd zijn	zoudt omgetoverd zijn	zou omgetoverd zijn	zouden omgetoverd zijn	zouden omgetoverd zijn	zouden omgetoverd zijn