omsmeden/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van omsmeden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omsmeden | om te smeden | ||||||||
toekomend | zullen omsmeden om zullen smeden |
te zullen omsmeden om te zullen smeden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben omgesmeed | te hebben omgesmeed | ||||||||
toekomend | omgesmeed zullen hebben | omgesmeed te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
omsmedend | omgesmeed | ev. smeed om |
mv. verouderd smeedt om |
smede om (bijzin) omsmede | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | smeed om | smeedt om | smeedt om | smeedt om | smeedt om | smeden om | smeden om | smeden om | |||
verleden (o.v.t.) | smeedde om | smeedde om | smeedde om | smeedde om | smeedde om | smeedden om | smeedden om | smeedden om | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omsmeden | zult/zal omsmeden | zult/zal omsmeden | zult omsmeden | zal omsmeden | zullen omsmeden | zullen omsmeden | zullen omsmeden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omsmeden | zou omsmeden | zou(dt) omsmeden | zoudt omsmeden | zou omsmeden | zouden omsmeden | zouden omsmeden | zouden omsmeden | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | omsmeed | omsmeedt | omsmeedt | omsmeedt | omsmeedt | omsmeden | omsmeden | omsmeden | |||
verleden (o.v.t.) | omsmeedde | omsmeedde | omsmeedde | omsmeedde | omsmeedde | omsmeedden | omsmeedden | omsmeedden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omsmeden om zal smeden |
zult/zal omsmeden om zult/zal smeden |
zult/zal omsmeden om zult/zal smeden |
zult omsmeden om zult smeden |
zal omsmeden om zal smeden |
zullen omsmeden om zullen smeden |
zullen omsmeden om zullen smeden |
zullen omsmeden om zullen smeden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omsmeden om zou smeden |
zou omsmeden om zou smeden |
zou(dt) omsmeden om zou(dt) smeden |
zoudt omsmeden om zoudt smeden |
zou omsmeden om zou smeden |
zouden omsmeden om zouden smeden |
zouden omsmeden om zouden smeden |
zouden omsmeden om zouden smeden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb omgesmeed | hebt omgesmeed | hebt/heeft omgesmeed | hebt omgesmeed | heeft omgesmeed | hebben omgesmeed | hebben omgesmeed | hebben omgesmeed | |||
verleden (v.v.t.) | had omgesmeed | had omgesmeed | had omgesmeed | hadt omgesmeed | had omgesmeed | hadden omgesmeed | hadden omgesmeed | hadden omgesmeed | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omgesmeed hebben | zal/zult omgesmeed hebben | zult/zal omgesmeed hebben | zult omgesmeed hebben | zal omgesmeed hebben | zullen omgesmeed hebben | zullen omgesmeed hebben | zullen omgesmeed hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omgesmeed hebben | zou omgesmeed hebben | zou/zoudt omgesmeed hebben | zoudt omgesmeed hebben | zou omgesmeed hebben | zouden omgesmeed hebben | zouden omgesmeed hebben | zouden omgesmeed hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm omgesmeed worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt omgesmeed | er is omgesmeed | |||||||||
verleden | er werd omgesmeed | er was omgesmeed | |||||||||
toekomend | er zal omgesmeed worden | er zal omgesmeed zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou omgesmeed worden | er zou omgesmeed zijn | |||||||||
lijdende vorm omgesmeed worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omgesmeed worden | omgesmeed te worden | ||||||||
toekomend | omgesmeed zullen worden | omgesmeed te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | omgesmeed zijn | omgesmeed te zijn | ||||||||
toekomend | omgesmeed zullen zijn | omgesmeed te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word omgesmeed | wordt omgesmeed | wordt omgesmeed | wordt omgesmeed | wordt omgesmeed | worden omgesmeed | worden omgesmeed | worden omgesmeed | |||
verleden (o.v.t.) | werd omgesmeed | werd omgesmeed | werd omgesmeed | werdt omgesmeed | werd omgesmeed | werden omgesmeed | werden omgesmeed | werden omgesmeed | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omgesmeed worden | zult omgesmeed worden | zult omgesmeed worden | zult omgesmeed worden | zal omgesmeed worden | zullen omgesmeed worden | zullen omgesmeed worden | zullen omgesmeed worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omgesmeed worden | zou omgesmeed worden | zou/zoudt omgesmeed worden | zoudt omgesmeed worden | zou omgesmeed worden | zouden omgesmeed worden | zouden omgesmeed worden | zouden omgesmeed worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben omgesmeed | bent omgesmeed | bent/is omgesmeed | zijt omgesmeed | is omgesmeed | zijn omgesmeed | zijn omgesmeed | zijn omgesmeed | |||
verleden (v.v.t.) | was omgesmeed | was omgesmeed | was omgesmeed | waart omgesmeed | was omgesmeed | waren omgesmeed | waren omgesmeed | waren omgesmeed | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omgesmeed zijn | zult omgesmeed zijn | zult omgesmeed zijn | zult omgesmeed zijn | zal omgesmeed zijn | zullen omgesmeed zijn | zullen omgesmeed zijn | zullen omgesmeed zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omgesmeed zijn | zou omgesmeed zijn | zou/zoudt omgesmeed zijn | zoudt omgesmeed zijn | zou omgesmeed zijn | zouden omgesmeed zijn | zouden omgesmeed zijn | zouden omgesmeed zijn |