omdopen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van omdopen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omdopen | om te dopen | ||||||||
toekomend | zullen omdopen om zullen dopen |
te zullen omdopen om te zullen dopen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben omgedoopt | te hebben omgedoopt | ||||||||
toekomend | omgedoopt zullen hebben | omgedoopt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
omdopend | omgedoopt | ev. doop om |
mv. verouderd doopt om |
dope om (bijzin) omdope | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | doop om | doopt om | doopt om | doopt om | doopt om | dopen om | dopen om | dopen om | |||
verleden (o.v.t.) | doopte om | doopte om | doopte om | doopte om | doopte om | doopten om | doopten om | doopten om | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omdopen | zult/zal omdopen | zult/zal omdopen | zult omdopen | zal omdopen | zullen omdopen | zullen omdopen | zullen omdopen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omdopen | zou omdopen | zou(dt) omdopen | zoudt omdopen | zou omdopen | zouden omdopen | zouden omdopen | zouden omdopen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | omdoop | omdoopt | omdoopt | omdoopt | omdoopt | omdopen | omdopen | omdopen | |||
verleden (o.v.t.) | omdoopte | omdoopte | omdoopte | omdoopte | omdoopte | omdoopten | omdoopten | omdoopten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omdopen om zal dopen |
zult/zal omdopen om zult/zal dopen |
zult/zal omdopen om zult/zal dopen |
zult omdopen om zult dopen |
zal omdopen om zal dopen |
zullen omdopen om zullen dopen |
zullen omdopen om zullen dopen |
zullen omdopen om zullen dopen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omdopen om zou dopen |
zou omdopen om zou dopen |
zou(dt) omdopen om zou(dt) dopen |
zoudt omdopen om zoudt dopen |
zou omdopen om zou dopen |
zouden omdopen om zouden dopen |
zouden omdopen om zouden dopen |
zouden omdopen om zouden dopen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb omgedoopt | hebt omgedoopt | hebt/heeft omgedoopt | hebt omgedoopt | heeft omgedoopt | hebben omgedoopt | hebben omgedoopt | hebben omgedoopt | |||
verleden (v.v.t.) | had omgedoopt | had omgedoopt | had omgedoopt | hadt omgedoopt | had omgedoopt | hadden omgedoopt | hadden omgedoopt | hadden omgedoopt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omgedoopt hebben | zal/zult omgedoopt hebben | zult/zal omgedoopt hebben | zult omgedoopt hebben | zal omgedoopt hebben | zullen omgedoopt hebben | zullen omgedoopt hebben | zullen omgedoopt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omgedoopt hebben | zou omgedoopt hebben | zou/zoudt omgedoopt hebben | zoudt omgedoopt hebben | zou omgedoopt hebben | zouden omgedoopt hebben | zouden omgedoopt hebben | zouden omgedoopt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm omgedoopt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt omgedoopt | er is omgedoopt | |||||||||
verleden | er werd omgedoopt | er was omgedoopt | |||||||||
toekomend | er zal omgedoopt worden | er zal omgedoopt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou omgedoopt worden | er zou omgedoopt zijn | |||||||||
lijdende vorm omgedoopt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omgedoopt worden | omgedoopt te worden | ||||||||
toekomend | omgedoopt zullen worden | omgedoopt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | omgedoopt zijn | omgedoopt te zijn | ||||||||
toekomend | omgedoopt zullen zijn | omgedoopt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word omgedoopt | wordt omgedoopt | wordt omgedoopt | wordt omgedoopt | wordt omgedoopt | worden omgedoopt | worden omgedoopt | worden omgedoopt | |||
verleden (o.v.t.) | werd omgedoopt | werd omgedoopt | werd omgedoopt | werdt omgedoopt | werd omgedoopt | werden omgedoopt | werden omgedoopt | werden omgedoopt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omgedoopt worden | zult omgedoopt worden | zult omgedoopt worden | zult omgedoopt worden | zal omgedoopt worden | zullen omgedoopt worden | zullen omgedoopt worden | zullen omgedoopt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omgedoopt worden | zou omgedoopt worden | zou/zoudt omgedoopt worden | zoudt omgedoopt worden | zou omgedoopt worden | zouden omgedoopt worden | zouden omgedoopt worden | zouden omgedoopt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben omgedoopt | bent omgedoopt | bent/is omgedoopt | zijt omgedoopt | is omgedoopt | zijn omgedoopt | zijn omgedoopt | zijn omgedoopt | |||
verleden (v.v.t.) | was omgedoopt | was omgedoopt | was omgedoopt | waart omgedoopt | was omgedoopt | waren omgedoopt | waren omgedoopt | waren omgedoopt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omgedoopt zijn | zult omgedoopt zijn | zult omgedoopt zijn | zult omgedoopt zijn | zal omgedoopt zijn | zullen omgedoopt zijn | zullen omgedoopt zijn | zullen omgedoopt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omgedoopt zijn | zou omgedoopt zijn | zou/zoudt omgedoopt zijn | zoudt omgedoopt zijn | zou omgedoopt zijn | zouden omgedoopt zijn | zouden omgedoopt zijn | zouden omgedoopt zijn |