obsederen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van obsederen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | obsederen | te obsederen | ||||||||
toekomend | zullen obsederen | te zullen obsederen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geobsedeerd | te hebben geobsedeerd | ||||||||
toekomend | geobsedeerd zullen hebben | geobsedeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
obsederend | geobsedeerd | ev. obsedeer |
mv. verouderd obsedeert |
obsedere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | obsedeer | obsedeert | obsedeert | obsedeert | obsedeert | obsederen | obsederen | obsederen | |||
verleden (o.v.t.) | obsedeerde | obsedeerde | obsedeerde | obsedeerde | obsedeerde | obsedeerden | obsedeerden | obsedeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal obsederen | zult/zal obsederen | zult/zal obsederen | zult obsederen | zal obsederen | zullen obsederen | zullen obsederen | zullen obsederen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou obsederen | zou obsederen | zou(dt) obsederen | zoudt obsederen | zou obsederen | zouden obsederen | zouden obsederen | zouden obsederen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geobsedeerd | hebt geobsedeerd | hebt/heeft geobsedeerd | hebt geobsedeerd | heeft geobsedeerd | hebben geobsedeerd | hebben geobsedeerd | hebben geobsedeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geobsedeerd | had geobsedeerd | had geobsedeerd | hadt geobsedeerd | had geobsedeerd | hadden geobsedeerd | hadden geobsedeerd | hadden geobsedeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geobsedeerd hebben | zal/zult geobsedeerd hebben | zult/zal geobsedeerd hebben | zult geobsedeerd hebben | zal geobsedeerd hebben | zullen geobsedeerd hebben | zullen geobsedeerd hebben | zullen geobsedeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geobsedeerd hebben | zou geobsedeerd hebben | zou/zoudt geobsedeerd hebben | zoudt geobsedeerd hebben | zou geobsedeerd hebben | zouden geobsedeerd hebben | zouden geobsedeerd hebben | zouden geobsedeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geobsedeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geobsedeerd | er is geobsedeerd | |||||||||
verleden | er werd geobsedeerd | er was geobsedeerd | |||||||||
toekomend | er zal geobsedeerd worden | er zal geobsedeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geobsedeerd worden | er zou geobsedeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geobsedeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geobsedeerd worden | geobsedeerd te worden | ||||||||
toekomend | geobsedeerd zullen worden | geobsedeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geobsedeerd zijn | geobsedeerd te zijn | ||||||||
toekomend | geobsedeerd zullen zijn | geobsedeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geobsedeerd | wordt geobsedeerd | wordt geobsedeerd | wordt geobsedeerd | wordt geobsedeerd | worden geobsedeerd | worden geobsedeerd | worden geobsedeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geobsedeerd | werd geobsedeerd | werd geobsedeerd | werdt geobsedeerd | werd geobsedeerd | werden geobsedeerd | werden geobsedeerd | werden geobsedeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geobsedeerd worden | zult geobsedeerd worden | zult geobsedeerd worden | zult geobsedeerd worden | zal geobsedeerd worden | zullen geobsedeerd worden | zullen geobsedeerd worden | zullen geobsedeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geobsedeerd worden | zou geobsedeerd worden | zou/zoudt geobsedeerd worden | zoudt geobsedeerd worden | zou geobsedeerd worden | zouden geobsedeerd worden | zouden geobsedeerd worden | zouden geobsedeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geobsedeerd | bent geobsedeerd | bent/is geobsedeerd | zijt geobsedeerd | is geobsedeerd | zijn geobsedeerd | zijn geobsedeerd | zijn geobsedeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geobsedeerd | was geobsedeerd | was geobsedeerd | waart geobsedeerd | was geobsedeerd | waren geobsedeerd | waren geobsedeerd | waren geobsedeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geobsedeerd zijn | zult geobsedeerd zijn | zult geobsedeerd zijn | zult geobsedeerd zijn | zal geobsedeerd zijn | zullen geobsedeerd zijn | zullen geobsedeerd zijn | zullen geobsedeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geobsedeerd zijn | zou geobsedeerd zijn | zou/zoudt geobsedeerd zijn | zoudt geobsedeerd zijn | zou geobsedeerd zijn | zouden geobsedeerd zijn | zouden geobsedeerd zijn | zouden geobsedeerd zijn |