nomineren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van nomineren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | nomineren | te nomineren | ||||||||
toekomend | zullen nomineren | te zullen nomineren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben genomineerd | te hebben genomineerd | ||||||||
toekomend | genomineerd zullen hebben | genomineerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
nominerend | genomineerd | ev. nomineer |
mv. verouderd nomineert |
nominere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | nomineer | nomineert | nomineert | nomineert | nomineert | nomineren | nomineren | nomineren | |||
verleden (o.v.t.) | nomineerde | nomineerde | nomineerde | nomineerde | nomineerde | nomineerden | nomineerden | nomineerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nomineren | zult/zal nomineren | zult/zal nomineren | zult nomineren | zal nomineren | zullen nomineren | zullen nomineren | zullen nomineren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nomineren | zou nomineren | zou(dt) nomineren | zoudt nomineren | zou nomineren | zouden nomineren | zouden nomineren | zouden nomineren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb genomineerd | hebt genomineerd | hebt/heeft genomineerd | hebt genomineerd | heeft genomineerd | hebben genomineerd | hebben genomineerd | hebben genomineerd | |||
verleden (v.v.t.) | had genomineerd | had genomineerd | had genomineerd | hadt genomineerd | had genomineerd | hadden genomineerd | hadden genomineerd | hadden genomineerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal genomineerd hebben | zal/zult genomineerd hebben | zult/zal genomineerd hebben | zult genomineerd hebben | zal genomineerd hebben | zullen genomineerd hebben | zullen genomineerd hebben | zullen genomineerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou genomineerd hebben | zou genomineerd hebben | zou/zoudt genomineerd hebben | zoudt genomineerd hebben | zou genomineerd hebben | zouden genomineerd hebben | zouden genomineerd hebben | zouden genomineerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm genomineerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt genomineerd | er is genomineerd | |||||||||
verleden | er werd genomineerd | er was genomineerd | |||||||||
toekomend | er zal genomineerd worden | er zal genomineerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou genomineerd worden | er zou genomineerd zijn | |||||||||
lijdende vorm genomineerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | genomineerd worden | genomineerd te worden | ||||||||
toekomend | genomineerd zullen worden | genomineerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | genomineerd zijn | genomineerd te zijn | ||||||||
toekomend | genomineerd zullen zijn | genomineerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word genomineerd | wordt genomineerd | wordt genomineerd | wordt genomineerd | wordt genomineerd | worden genomineerd | worden genomineerd | worden genomineerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd genomineerd | werd genomineerd | werd genomineerd | werdt genomineerd | werd genomineerd | werden genomineerd | werden genomineerd | werden genomineerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal genomineerd worden | zult genomineerd worden | zult genomineerd worden | zult genomineerd worden | zal genomineerd worden | zullen genomineerd worden | zullen genomineerd worden | zullen genomineerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou genomineerd worden | zou genomineerd worden | zou/zoudt genomineerd worden | zoudt genomineerd worden | zou genomineerd worden | zouden genomineerd worden | zouden genomineerd worden | zouden genomineerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben genomineerd | bent genomineerd | bent/is genomineerd | zijt genomineerd | is genomineerd | zijn genomineerd | zijn genomineerd | zijn genomineerd | |||
verleden (v.v.t.) | was genomineerd | was genomineerd | was genomineerd | waart genomineerd | was genomineerd | waren genomineerd | waren genomineerd | waren genomineerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal genomineerd zijn | zult genomineerd zijn | zult genomineerd zijn | zult genomineerd zijn | zal genomineerd zijn | zullen genomineerd zijn | zullen genomineerd zijn | zullen genomineerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou genomineerd zijn | zou genomineerd zijn | zou/zoudt genomineerd zijn | zoudt genomineerd zijn | zou genomineerd zijn | zouden genomineerd zijn | zouden genomineerd zijn | zouden genomineerd zijn |