navoelen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van navoelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | navoelen | na te voelen | ||||||||
toekomend | zullen navoelen na zullen voelen |
te zullen navoelen na te zullen voelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben nagevoeld | te hebben nagevoeld | ||||||||
toekomend | nagevoeld zullen hebben | nagevoeld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
navoelend | nagevoeld | ev. voel na |
mv. verouderd voelt na |
voele na (bijzin) navoele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | voel na | voelt na | voelt na | voelt na | voelt na | voelen na | voelen na | voelen na | |||
verleden (o.v.t.) | voelde na | voelde na | voelde na | voelde na | voelde na | voelden na | voelden na | voelden na | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal navoelen | zult/zal navoelen | zult/zal navoelen | zult navoelen | zal navoelen | zullen navoelen | zullen navoelen | zullen navoelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou navoelen | zou navoelen | zou(dt) navoelen | zoudt navoelen | zou navoelen | zouden navoelen | zouden navoelen | zouden navoelen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | navoel | navoelt | navoelt | navoelt | navoelt | navoelen | navoelen | navoelen | |||
verleden (o.v.t.) | navoelde | navoelde | navoelde | navoelde | navoelde | navoelden | navoelden | navoelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal navoelen na zal voelen |
zult/zal navoelen na zult/zal voelen |
zult/zal navoelen na zult/zal voelen |
zult navoelen na zult voelen |
zal navoelen na zal voelen |
zullen navoelen na zullen voelen |
zullen navoelen na zullen voelen |
zullen navoelen na zullen voelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou navoelen na zou voelen |
zou navoelen na zou voelen |
zou(dt) navoelen na zou(dt) voelen |
zoudt navoelen na zoudt voelen |
zou navoelen na zou voelen |
zouden navoelen na zouden voelen |
zouden navoelen na zouden voelen |
zouden navoelen na zouden voelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb nagevoeld | hebt nagevoeld | hebt/heeft nagevoeld | hebt nagevoeld | heeft nagevoeld | hebben nagevoeld | hebben nagevoeld | hebben nagevoeld | |||
verleden (v.v.t.) | had nagevoeld | had nagevoeld | had nagevoeld | hadt nagevoeld | had nagevoeld | hadden nagevoeld | hadden nagevoeld | hadden nagevoeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nagevoeld hebben | zal/zult nagevoeld hebben | zult/zal nagevoeld hebben | zult nagevoeld hebben | zal nagevoeld hebben | zullen nagevoeld hebben | zullen nagevoeld hebben | zullen nagevoeld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nagevoeld hebben | zou nagevoeld hebben | zou/zoudt nagevoeld hebben | zoudt nagevoeld hebben | zou nagevoeld hebben | zouden nagevoeld hebben | zouden nagevoeld hebben | zouden nagevoeld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm nagevoeld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt nagevoeld | er is nagevoeld | |||||||||
verleden | er werd nagevoeld | er was nagevoeld | |||||||||
toekomend | er zal nagevoeld worden | er zal nagevoeld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou nagevoeld worden | er zou nagevoeld zijn | |||||||||
lijdende vorm nagevoeld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | nagevoeld worden | nagevoeld te worden | ||||||||
toekomend | nagevoeld zullen worden | nagevoeld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | nagevoeld zijn | nagevoeld te zijn | ||||||||
toekomend | nagevoeld zullen zijn | nagevoeld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word nagevoeld | wordt nagevoeld | wordt nagevoeld | wordt nagevoeld | wordt nagevoeld | worden nagevoeld | worden nagevoeld | worden nagevoeld | |||
verleden (o.v.t.) | werd nagevoeld | werd nagevoeld | werd nagevoeld | werdt nagevoeld | werd nagevoeld | werden nagevoeld | werden nagevoeld | werden nagevoeld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nagevoeld worden | zult nagevoeld worden | zult nagevoeld worden | zult nagevoeld worden | zal nagevoeld worden | zullen nagevoeld worden | zullen nagevoeld worden | zullen nagevoeld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nagevoeld worden | zou nagevoeld worden | zou/zoudt nagevoeld worden | zoudt nagevoeld worden | zou nagevoeld worden | zouden nagevoeld worden | zouden nagevoeld worden | zouden nagevoeld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben nagevoeld | bent nagevoeld | bent/is nagevoeld | zijt nagevoeld | is nagevoeld | zijn nagevoeld | zijn nagevoeld | zijn nagevoeld | |||
verleden (v.v.t.) | was nagevoeld | was nagevoeld | was nagevoeld | waart nagevoeld | was nagevoeld | waren nagevoeld | waren nagevoeld | waren nagevoeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nagevoeld zijn | zult nagevoeld zijn | zult nagevoeld zijn | zult nagevoeld zijn | zal nagevoeld zijn | zullen nagevoeld zijn | zullen nagevoeld zijn | zullen nagevoeld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nagevoeld zijn | zou nagevoeld zijn | zou/zoudt nagevoeld zijn | zoudt nagevoeld zijn | zou nagevoeld zijn | zouden nagevoeld zijn | zouden nagevoeld zijn | zouden nagevoeld zijn |