natrekken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van natrekken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | natrekken | na te trekken | ||||||||
toekomend | zullen natrekken na zullen trekken |
te zullen natrekken na te zullen trekken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben nagetrokken | te hebben nagetrokken | ||||||||
toekomend | nagetrokken zullen hebben | nagetrokken te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
natrekkend | nagetrokken | ev. trek na |
mv. verouderd trekt na |
trekke na (bijzin) natrekke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | trek na | trekt na | trekt na | trekt na | trekt na | trekken na | trekken na | trekken na | |||
verleden (o.v.t.) | trok na | trok na | trok na | trokt na | trok na | trokken na | trokken na | trokken na | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal natrekken | zult/zal natrekken | zult/zal natrekken | zult natrekken | zal natrekken | zullen natrekken | zullen natrekken | zullen natrekken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou natrekken | zou natrekken | zou(dt) natrekken | zoudt natrekken | zou natrekken | zouden natrekken | zouden natrekken | zouden natrekken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | natrek | natrekt | natrekt | natrekt | natrekt | natrekken | natrekken | natrekken | |||
verleden (o.v.t.) | natrok | natrok | natrok | natrokt | natrok | natrokken | natrokken | natrokken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal natrekken na zal trekken |
zult/zal natrekken na zult/zal trekken |
zult/zal natrekken na zult/zal trekken |
zult natrekken na zult trekken |
zal natrekken na zal trekken |
zullen natrekken na zullen trekken |
zullen natrekken na zullen trekken |
zullen natrekken na zullen trekken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou natrekken na zou trekken |
zou natrekken na zou trekken |
zou(dt) natrekken na zou(dt) trekken |
zoudt natrekken na zoudt trekken |
zou natrekken na zou trekken |
zouden natrekken na zouden trekken |
zouden natrekken na zouden trekken |
zouden natrekken na zouden trekken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb nagetrokken | hebt nagetrokken | hebt/heeft nagetrokken | hebt nagetrokken | heeft nagetrokken | hebben nagetrokken | hebben nagetrokken | hebben nagetrokken | |||
verleden (v.v.t.) | had nagetrokken | had nagetrokken | had nagetrokken | hadt nagetrokken | had nagetrokken | hadden nagetrokken | hadden nagetrokken | hadden nagetrokken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nagetrokken hebben | zal/zult nagetrokken hebben | zult/zal nagetrokken hebben | zult nagetrokken hebben | zal nagetrokken hebben | zullen nagetrokken hebben | zullen nagetrokken hebben | zullen nagetrokken hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nagetrokken hebben | zou nagetrokken hebben | zou/zoudt nagetrokken hebben | zoudt nagetrokken hebben | zou nagetrokken hebben | zouden nagetrokken hebben | zouden nagetrokken hebben | zouden nagetrokken hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm nagetrokken worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt nagetrokken | er is nagetrokken | |||||||||
verleden | er werd nagetrokken | er was nagetrokken | |||||||||
toekomend | er zal nagetrokken worden | er zal nagetrokken zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou nagetrokken worden | er zou nagetrokken zijn | |||||||||
lijdende vorm nagetrokken worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | nagetrokken worden | nagetrokken te worden | ||||||||
toekomend | nagetrokken zullen worden | nagetrokken te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | nagetrokken zijn | nagetrokken te zijn | ||||||||
toekomend | nagetrokken zullen zijn | nagetrokken te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word nagetrokken | wordt nagetrokken | wordt nagetrokken | wordt nagetrokken | wordt nagetrokken | worden nagetrokken | worden nagetrokken | worden nagetrokken | |||
verleden (o.v.t.) | werd nagetrokken | werd nagetrokken | werd nagetrokken | werdt nagetrokken | werd nagetrokken | werden nagetrokken | werden nagetrokken | werden nagetrokken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nagetrokken worden | zult nagetrokken worden | zult nagetrokken worden | zult nagetrokken worden | zal nagetrokken worden | zullen nagetrokken worden | zullen nagetrokken worden | zullen nagetrokken worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nagetrokken worden | zou nagetrokken worden | zou/zoudt nagetrokken worden | zoudt nagetrokken worden | zou nagetrokken worden | zouden nagetrokken worden | zouden nagetrokken worden | zouden nagetrokken worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben nagetrokken | bent nagetrokken | bent/is nagetrokken | zijt nagetrokken | is nagetrokken | zijn nagetrokken | zijn nagetrokken | zijn nagetrokken | |||
verleden (v.v.t.) | was nagetrokken | was nagetrokken | was nagetrokken | waart nagetrokken | was nagetrokken | waren nagetrokken | waren nagetrokken | waren nagetrokken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nagetrokken zijn | zult nagetrokken zijn | zult nagetrokken zijn | zult nagetrokken zijn | zal nagetrokken zijn | zullen nagetrokken zijn | zullen nagetrokken zijn | zullen nagetrokken zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nagetrokken zijn | zou nagetrokken zijn | zou/zoudt nagetrokken zijn | zoudt nagetrokken zijn | zou nagetrokken zijn | zouden nagetrokken zijn | zouden nagetrokken zijn | zouden nagetrokken zijn |