• na·ti·o·naal
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen nationaal nationaler nationaalst
verbogen nationale nationalere nationaalste
partitief nationaals nationalers -

nationaal

  1. op een volk met een eigen land betrekking hebbend
  2. op landelijk niveau van belang zijnd
     Na het bereiken van Donahue Pass op 1.486 kilometer van de start in Campo liep ik Nationaal Park Yosemite in.[4]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]