• in·ter·na·ti·o·naal
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘tussen verschillende naties’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • afgeleid van nationaal met het voorvoegsel inter- (van het Latijnse intertussen”)
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen internationaal internationaler internationaalst
verbogen internationale internationalere internationaalste
partitief internationaals internationalers -

internationaal

  1. waar meer dan één land bij is betrokken, in is vertegenwoordigd e.d.
    • Een internationaal verdrag. 
    • Een internationaal gezelschap. 
     Ik vroeg of ik zijn telefoon mocht gebruiken omdat het mijn dochters verjaardag was. De internationale belkosten kon hij op mijn rekening zetten.[2]
     Het politieke effect van een zo agressieve en onverwachte koersverandering in de Zweedse neutraliteitspolitiek zou op zich leiden tot een toegenomen internationaal oorlogsgevaar.[3]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. "internationaal" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be