nader
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- na·der
Woordherkomst en -opbouw
- Zelfstandig geworden vergelijkende trap van na.
stellend | |
---|---|
onverbogen | nader |
verbogen | nadere |
partitief | naders |
Bijvoeglijk naamwoord
nader [1]
- vanaf geringere afstand of in groter detail uitgevoerd
- Bij nadere inspectie bleek het toch een ongeluk geweest te zijn.
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
- bij nader inzien
na nauwkeuriger inspectie / na er langer over nagedacht te hebben
- • Bij nader inzien bleken zij vaak ook geen gasstel of pan bij zich te hebben. [2]
- nadere inlichtingen inwinnen
meer bijzonderheden opvragen
- nadere informatie geven
toelichting geven
Uitdrukkingen en gezegden
- het hemd is nader dan de rok
men denkt toch eerst aan eigen belang
- Tot nader order
tot een later bevel (oftewel 'voorlopig')
Anagrammen
Vertalingen
Bijvoeglijk naamwoord
nader
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van na
Werkwoord
vervoeging van |
---|
naderen |
nader
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naderen
- Ik nader.
- gebiedende wijs van naderen
- Nader!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naderen
- Nader je?
Gangbaarheid
- Het woord nader staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nader" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
Uitspraak
- IPA: /nɑːdər/
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Nederlandse naderen
Werkwoord
nader
Pools
Bijwoord
nader
Synoniemen
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /nadɛr/
Woordafbreking
- na·der
Werkwoord
nader
- informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het perfectieve werkwoord nadrat