na-ijverig
- Geluid: na-ijverig (hulp, bestand)
- IPA: / naˈɛivərəx / (4 lettergrepen)
- na-ij·ve·rig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | na-ijverig | na-ijveriger | na-ijverigst |
verbogen | na-ijverige | na-ijverigere | na-ijverigste |
partitief | na-ijverigs | na-ijverigers | - |
na-ijverig
- iemand iets misgunnen (dat men zelf wil hebben)
- Hij is nogal na-ijverig, vooral op zijn buurman.
- naijverig (officiële spelling tot 2006)
1. iemand niet gunnen dat die iets heeft dat men zelf wil hebben
- Het woord na-ijverig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 was het woord in de oude spelling "naijverig" opgenomen.