• IPA: /mʊʃskiː/


  • muž·ský
  • Afgeleid van het zelfstandig naamwoord muž met het achtervoegsel -ský.

mužský

  1. mannelijk; bestemd voor mannen.
  2. (sociologie)(psychologie) mannelijk; typisch voor mannen.
  3. (grammatica) mannelijk; een van de drie grammaticale geslachten.
  1. pánský
  2. chlapský


  • IPA: /mʊʃskiː/


  • muž·ský
  • Afgeleid van het zelfstandig naamwoord muž met het achtervoegsel -ský.

mužský

  1. mannelijk; bestemd voor mannen.
  2. (sociologie)(psychologie) mannelijk; typisch voor mannen.
  3. (grammatica) mannelijk; één van de drie grammaticale geslachten.
  4. (biologie) mannelijk; een specifiek lichamelijk geslacht.


  1. -
  2. pánský
  1. ženský
  2. dámský, ženský
  3. střední, ženský
  4. ženský