monocultuur
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: monocultuur (hulp, bestand)
- IPA: /ˈmonokʏɫˌtyːr/
Woordafbreking
- mo·no·cul·tuur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | monocultuur | monoculturen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de monocultuur v
- (landbouw) landbouw met één gespecialiseerd gewas
- Op bananenplantages wordt vaak gewerkt met monoculturen.
- (sociologie) eenzijdige samenstelling van mensen, producten of diensten binnen een samenleving
- Vele dictatoriale regimes maken gebruik van een monocultuur op het vlak van bepaalde diensten.
Antoniemen
- [1] mengteelt, polycultuur, vruchtwisseling
- [2] multicultuur
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. landbouw met één gespecialiseerd gewas
2. eenzijdige samenstelling van mensen, producten of diensten binnen een samenleving.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord monocultuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.