• meer·der·ja·rig
  • In de betekenis van ‘volwassen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
  • Samenstellende afleiding van meerder en jaar met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen meerderjarig
verbogen meerderjarige
partitief meerderjarigs - -

meerderjarig

  1. (juridisch) de leeftijd bereikt hebbend dat men alle rechten en plichten van een volwassene heeft
    • Een kind wordt meerderjarig door het bereiken van de leeftijd van 18 jaar en door in het huwelijk te treden. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]