Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • meer·der·ja·rig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord meerderjarigheid meerderjarigheden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de meerderjarigheidv

  1. (juridisch) toestand waarin je oud genoeg bent om zelfstandig dingen te doen die ernstige gevolgen kunnen hebben, zoals autorijden, trouwen of stemmen bij verkiezingen
    Wat die leeftijd is, hangt af van het rechtsstelsel en soms ook van het onderwerp of van persoonlijke kenmerken. In de tweede helft van de 20e eeuw is het in veel gevallen 18 jaar.
     Op initiatief van vijf parlementariërs is begin jaren zeventig in de grondwet de meerderjarigheid van 23 naar 18 verlaagd.[2]
  2. (religie) kerkelijke meerderjarigheid: de religieuze volwassenheid in de Joodse kerk voor meisjes van 12 jaar en ouder, voor jongens van 13 jaar en ouder
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Folkert Jensma
    “Waarom ben je met 18 jaar ineens een 'volwassene'?” (18 november 2008) op nrc.nl