maraboe
Niet te verwarren met: maraboet |
- ma·ra·boe
- van Frans marabout, in de betekenis van ‘reigerachtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maraboe | maraboes |
verkleinwoord | maraboetje | maraboetjes |
de maraboe m
- (ooievaarachtigen) benaming voor vogels uit het geslacht Leptoptilos uit de familie van de ooievaars Ciconiidae , voorkomend in in Azië en Afrika
- kluizenaar in Noordwest-Afrika
- Het woord maraboe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "maraboe" herkend door:
66 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "maraboe" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ maraboe op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be