maraboet

Niet te verwarren met: maraboe

Nederlands

1. Een maraboet bij de Mandinka , eind 19e eeuw.

Uitspraak

• Geluid:  maraboet    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈmaraˌbut / (3 lettergrepen)

Woordafbreking

• ma·ra·boet

Woordherkomst en -opbouw

• via Frans  marabout zn  van Arabisch  مُرَابِط zn  (murābiṭ)

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	maraboet	maraboets
verkleinwoord	maraboetje	maraboetjes

Zelfstandig naamwoord

de maraboet m

1. (religie) (islam) geestelijk leidsman in Noordwest-Afrika; kan betrekking hebben op een aalmoezenier, een geestelijk leider van een gemeenschap, een geleerde, een leraar of een kluizenaar

Verwante begrippen

• aalmoezenier
• kluizenaar

Gangbaarheid

• Het woord maraboet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.