manken
- man·ken
- van Middelnederlands manken; afgeleid van mank met het achtervoegsel -en [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
manken |
mankte |
gemankt |
zwak -t | volledig |
manken
- ergatief moeizaam lopen door een aandoening aan één been
- Moeder ging toen in het dorp wonen omdat vader bij de wagenmaker werkte, maar hij moest naar de oorlog en na 4 jaar aan de IJzer gevochten te hebben keerde hij terug met een schotwonde aan het been, hij zou zijn leven lang wat blijven manken, maar dat zag men bijna niet, alleen als hij wat lang gezeten had... [2]
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
de manken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord manke
- Blinden, doven, kreupelen en manken, hij kan ze allemaal genezen. Nergens zullen ze een betere heelmeester vinden. [3]
- Het woord manken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "manken" herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Boon, L.P."Ik schrijf u vanuit een hotelkamertje" in: Maatstaf. jrg. 25 nr. 3 (maart 1977) De Arbeiderspers, Amsterdam; p. 7; geraadpleegd 2018-04-08
- ↑ Pleij, H."Over regels en betekenissen in de middeleeuwse literatuur" in: Literatuur. jrg. 1 nr. 2 (maart/april 1984) Amsterdam University Press, Amsterdam; p. 87; geraadpleegd 2018-04-08
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- afgeleid van Middelnederlands mank [1]
manken
- overgankelijk kwetsen, verminken, minder maken
- Nederlands: manken (niet overgankelijk)
- man·ken
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | manken | mankenler |
genitief | mankenin | mankenlerin |
datief | mankene | mankenlere |
accusatief | mankeni | mankenleri |
locatief | mankende | mankenlerde |
ablatief | mankenden | mankenlerden |
manken
- (beroep) mannequin, model, fotomodel
- mannequin, paspop, etalagepop
- mannequin, ledenpop (door kunstenaars gebruikte houten pop met beweegbare ledematen)
- [1] model