vervoeging van
mālle

mālō

  1. actief indicatief praesens, eerste persoon enkelvoud van mālle

mălō

  1. datief onzijdig enkelvoud van mălum
  2. ablatief onzijdig enkelvoud van mălum

mālō

  1. datief onzijdig enkelvoud van mālum
  2. ablatief onzijdig enkelvoud van mālum


  • ma·lo
  enkelvoud meervoud
mannelijk malo malos
vrouwelijk mala malas

malo

  1. slecht, verkeerd
  2. schadelijk
  3. ziek
  4. moeilijk, lastig
  5. onaangenaam, vervelend
  6. kwaadwillig, boosaardig
  7. ondeugend, onrustig, woelig
  8. versleten