• kwaad·wil·lig
  • Samenstellende afleiding van kwaad en wil met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kwaadwillig kwaadwilliger kwaadwilligst
verbogen kwaadwillige kwaadwilligere kwaadwilligste
partitief kwaadwilligs kwaadwilligers -

kwaadwillig [1]

  1. met slechte bedoelingen, voorzien van een kwade wil
    • Elke cyberoperatie, kwaadwillig of niet, laat een spoor achter. Met dat gegeven begonnen de Amerikaanse inlichtingendiensten CIA, FBI en de NSA aan hun opdracht te achterhalen wie heeft geprobeerd de Amerikaanse verkiezingen te beïnvloeden. Hun conclusie is na een paar maanden onderzoek onomstotelijk: Rusland [2] 


95 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be