machtig
- Geluid: machtig (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmɑxtəx / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈmɑχtəχ/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈmɑxtəx/
- (Limburg): /ˈmɑxtɪx/
- mach·tig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | machtig | machtiger | machtigst |
verbogen | machtige | machtigere | machtigste |
partitief | machtigs | machtigers | - |
machtig
- meer invloed hebbend dan anderen
- In zijn tijd was Rome heel machtig.
- ▸ En men stelde zich voor hoe de machtige Nicolaas, ieder jaar op zijn feestdag, de duivel in ketenen sloeg en geboeid met zich meevoerde.[1]
- ▸ Bari, een machtige havenstad, riep hem al gauw uit tot 'redder op zee'. En de Noormannen, die Bari in bezit hadden, brachten hun verering voor de 'schutspatroon aller zeelieden' over naar Noord-Europa.[2]
- zeer goed vullen
- De groentetaart van gisteravond was mij eigenlijk te machtig.
- heel mooi, heel leuk en indrukwekkend
- Dat is echt een machtige achtbaan!
1. meer invloed hebben dan anderen
vervoeging van |
---|
machtigen |
machtig
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van machtigen
- Ik machtig.
- gebiedende wijs van machtigen
- Machtig!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van machtigen
- Machtig je?
- Het woord machtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "machtig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 14
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 10
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be