• lu·na·park
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘soort kermis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1916 [1]
  • van Engels Luna Park  , naam van een beroemd pretpark met feestelijk verlichte kermisattracties dat in 1903 werd geopend op Coney Island in New York en waarnaar weer pretparken op andere plaatsen werden genoemd [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord lunapark lunaparken
verkleinwoord lunaparkje lunaparkjes

het lunaparko

  1. pretpark met kermisattracties
    • Op het Schuttersveld staat een lunapark. Het betonskelet van de achtbaan en het reuzenrad rijzen hoog uit boven een kolking van kleuren en geluid. [4]
  2. naam voor een bepaalde kermisattractie, waarin de bezoeker een reeks mechanisch bewegende hindernissen moet zien te paseeren
    • (…) omdat een kermis juist bedoeld is om mensen ermee te confronteren dat het gewone zeer ongewoon is. Een kermis zonder lunapark, waar de mensen potsierlijk bewegen en elke vastigheid missen, is geen kermis en de tent van de vrouw die drie borsten heeft, de lachspiegels, zelfs de onschuldige botsauto's zijn bedoeld om ons te genezen van een te vast geloof in de vanzelfsprekendheid der dingen. [5]
  3. hal met spelautomaten
    • Een baanbrekende arcadegame was het evenmin: tegen de tijd dat dit spel in het lunapark kwam, gingen games als Dragon’s Lair, Hang-On, Paper Boy en Star Wars: Return of the Jedi veel verder op gebied van nieuwe technologie en visuele kracht. [6]
78 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[7]


  • lu·na·park
enkelvoud meervoud
nominatief   lunapark     lunaparklar  
genitief   lunaparkın     lunaparkların  
datief   lunaparka     lunaparklara  
accusatief   lunaparkı     lunaparkları  
locatief   lunaparkta     lunaparklarda  
ablatief   lunaparktan     lunaparklardan  

lunapark

  1. pretpark