lokaliseren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van lokaliseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | lokaliseren | te lokaliseren | ||||||||
toekomend | zullen lokaliseren | te zullen lokaliseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gelokaliseerd | te hebben gelokaliseerd | ||||||||
toekomend | gelokaliseerd zullen hebben | gelokaliseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
lokaliserend | gelokaliseerd | ev. lokaliseer |
mv. verouderd lokaliseert |
lokalisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | lokaliseer | lokaliseert | lokaliseert | lokaliseert | lokaliseert | lokaliseren | lokaliseren | lokaliseren | |||
verleden (o.v.t.) | lokaliseerde | lokaliseerde | lokaliseerde | lokaliseerde | lokaliseerde | lokaliseerden | lokaliseerden | lokaliseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal lokaliseren | zult/zal lokaliseren | zult/zal lokaliseren | zult lokaliseren | zal lokaliseren | zullen lokaliseren | zullen lokaliseren | zullen lokaliseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou lokaliseren | zou lokaliseren | zou(dt) lokaliseren | zoudt lokaliseren | zou lokaliseren | zouden lokaliseren | zouden lokaliseren | zouden lokaliseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gelokaliseerd | hebt gelokaliseerd | hebt/heeft gelokaliseerd | hebt gelokaliseerd | heeft gelokaliseerd | hebben gelokaliseerd | hebben gelokaliseerd | hebben gelokaliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gelokaliseerd | had gelokaliseerd | had gelokaliseerd | hadt gelokaliseerd | had gelokaliseerd | hadden gelokaliseerd | hadden gelokaliseerd | hadden gelokaliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gelokaliseerd hebben | zal/zult gelokaliseerd hebben | zult/zal gelokaliseerd hebben | zult gelokaliseerd hebben | zal gelokaliseerd hebben | zullen gelokaliseerd hebben | zullen gelokaliseerd hebben | zullen gelokaliseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gelokaliseerd hebben | zou gelokaliseerd hebben | zou/zoudt gelokaliseerd hebben | zoudt gelokaliseerd hebben | zou gelokaliseerd hebben | zouden gelokaliseerd hebben | zouden gelokaliseerd hebben | zouden gelokaliseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gelokaliseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gelokaliseerd | er is gelokaliseerd | |||||||||
verleden | er werd gelokaliseerd | er was gelokaliseerd | |||||||||
toekomend | er zal gelokaliseerd worden | er zal gelokaliseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gelokaliseerd worden | er zou gelokaliseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gelokaliseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gelokaliseerd worden | gelokaliseerd te worden | ||||||||
toekomend | gelokaliseerd zullen worden | gelokaliseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gelokaliseerd zijn | gelokaliseerd te zijn | ||||||||
toekomend | gelokaliseerd zullen zijn | gelokaliseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gelokaliseerd | wordt gelokaliseerd | wordt gelokaliseerd | wordt gelokaliseerd | wordt gelokaliseerd | worden gelokaliseerd | worden gelokaliseerd | worden gelokaliseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gelokaliseerd | werd gelokaliseerd | werd gelokaliseerd | werdt gelokaliseerd | werd gelokaliseerd | werden gelokaliseerd | werden gelokaliseerd | werden gelokaliseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gelokaliseerd worden | zult gelokaliseerd worden | zult gelokaliseerd worden | zult gelokaliseerd worden | zal gelokaliseerd worden | zullen gelokaliseerd worden | zullen gelokaliseerd worden | zullen gelokaliseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gelokaliseerd worden | zou gelokaliseerd worden | zou/zoudt gelokaliseerd worden | zoudt gelokaliseerd worden | zou gelokaliseerd worden | zouden gelokaliseerd worden | zouden gelokaliseerd worden | zouden gelokaliseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gelokaliseerd | bent gelokaliseerd | bent/is gelokaliseerd | zijt gelokaliseerd | is gelokaliseerd | zijn gelokaliseerd | zijn gelokaliseerd | zijn gelokaliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gelokaliseerd | was gelokaliseerd | was gelokaliseerd | waart gelokaliseerd | was gelokaliseerd | waren gelokaliseerd | waren gelokaliseerd | waren gelokaliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gelokaliseerd zijn | zult gelokaliseerd zijn | zult gelokaliseerd zijn | zult gelokaliseerd zijn | zal gelokaliseerd zijn | zullen gelokaliseerd zijn | zullen gelokaliseerd zijn | zullen gelokaliseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gelokaliseerd zijn | zou gelokaliseerd zijn | zou/zoudt gelokaliseerd zijn | zoudt gelokaliseerd zijn | zou gelokaliseerd zijn | zouden gelokaliseerd zijn | zouden gelokaliseerd zijn | zouden gelokaliseerd zijn |