linken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van linken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | linken | te linken | ||||||||
toekomend | zullen linken | te zullen linken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gelinkt | te hebben gelinkt | ||||||||
toekomend | gelinkt zullen hebben | gelinkt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
linkend | gelinkt | ev. link |
mv. verouderd linkt |
linke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | link | linkt | linkt | linkt | linkt | linken | linken | linken | |||
verleden (o.v.t.) | linkte | linkte | linkte | linkte | linkte | linkten | linkten | linkten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal linken | zult/zal linken | zult/zal linken | zult linken | zal linken | zullen linken | zullen linken | zullen linken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou linken | zou linken | zou(dt) linken | zoudt linken | zou linken | zouden linken | zouden linken | zouden linken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gelinkt | hebt gelinkt | hebt/heeft gelinkt | hebt gelinkt | heeft gelinkt | hebben gelinkt | hebben gelinkt | hebben gelinkt | |||
verleden (v.v.t.) | had gelinkt | had gelinkt | had gelinkt | hadt gelinkt | had gelinkt | hadden gelinkt | hadden gelinkt | hadden gelinkt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gelinkt hebben | zal/zult gelinkt hebben | zult/zal gelinkt hebben | zult gelinkt hebben | zal gelinkt hebben | zullen gelinkt hebben | zullen gelinkt hebben | zullen gelinkt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gelinkt hebben | zou gelinkt hebben | zou/zoudt gelinkt hebben | zoudt gelinkt hebben | zou gelinkt hebben | zouden gelinkt hebben | zouden gelinkt hebben | zouden gelinkt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gelinkt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gelinkt | er is gelinkt | |||||||||
verleden | er werd gelinkt | er was gelinkt | |||||||||
toekomend | er zal gelinkt worden | er zal gelinkt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gelinkt worden | er zou gelinkt zijn | |||||||||
lijdende vorm gelinkt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gelinkt worden | gelinkt te worden | ||||||||
toekomend | gelinkt zullen worden | gelinkt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gelinkt zijn | gelinkt te zijn | ||||||||
toekomend | gelinkt zullen zijn | gelinkt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gelinkt | wordt gelinkt | wordt gelinkt | wordt gelinkt | wordt gelinkt | worden gelinkt | worden gelinkt | worden gelinkt | |||
verleden (o.v.t.) | werd gelinkt | werd gelinkt | werd gelinkt | werdt gelinkt | werd gelinkt | werden gelinkt | werden gelinkt | werden gelinkt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gelinkt worden | zult gelinkt worden | zult gelinkt worden | zult gelinkt worden | zal gelinkt worden | zullen gelinkt worden | zullen gelinkt worden | zullen gelinkt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gelinkt worden | zou gelinkt worden | zou/zoudt gelinkt worden | zoudt gelinkt worden | zou gelinkt worden | zouden gelinkt worden | zouden gelinkt worden | zouden gelinkt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gelinkt | bent gelinkt | bent/is gelinkt | zijt gelinkt | is gelinkt | zijn gelinkt | zijn gelinkt | zijn gelinkt | |||
verleden (v.v.t.) | was gelinkt | was gelinkt | was gelinkt | waart gelinkt | was gelinkt | waren gelinkt | waren gelinkt | waren gelinkt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gelinkt zijn | zult gelinkt zijn | zult gelinkt zijn | zult gelinkt zijn | zal gelinkt zijn | zullen gelinkt zijn | zullen gelinkt zijn | zullen gelinkt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gelinkt zijn | zou gelinkt zijn | zou/zoudt gelinkt zijn | zoudt gelinkt zijn | zou gelinkt zijn | zouden gelinkt zijn | zouden gelinkt zijn | zouden gelinkt zijn |