• lich·ter

lichter

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van licht
    1. minder donker
      • Een lichtere verf dekt minder goed dan een donkere verf. 
    2. minder zwaar
      • De vermoeide bodybuilder koos een lichtere halter. 
enkelvoud meervoud
naamwoord lichter lichters
verkleinwoord lichtertje lichtertjes

de lichterm [4] [5]

  1. voorwerp waarmee men iets licht (ophijst, opheft)
  2. (scheepvaart) vaartuig van geringe diepgang, voor vervoer van lading uit grotere schepen naar de wal, overslagschip
  3. (scheepvaart) vaartuig, bestemd om zware voorwerpen op te lichten, bij voorbeeld om een schip over een ondiepte te tillen
  4. luchter, kandelaar, lantaarn
  • een bepaald bedrag lichter
een bepaald bedrag uitgegeven hebben
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]