nieuwlichter
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- nieuw·lich·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nieuwlichter | nieuwlichters |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- aanhanger van nieuwe opvattingen of denkbeelden
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord nieuwlichter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "nieuwlichter" herkend door:
53 % | van de Nederlanders; |
48 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be