• leer·kracht
enkelvoud meervoud
naamwoord leerkracht leerkrachten
verkleinwoord leerkrachtje leerkrachtjes

de leerkrachtv / m

  1. (onderwijs), (beroep) iemand die lesgeeft
    • De leerkracht wist in de moeilijke klas goed orde te houden. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]