kullen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van kullen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		kullen			te kullen
	toekomend		zullen kullen			te zullen kullen
voltooid	tegenwoordig		hebben gekuld			te hebben gekuld
	toekomend		gekuld zullen hebben			gekuld te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	kullend		gekuld			ev. kul	mv. verouderd kult	kulle
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	kul	kult	kult	kult	kult	kullen	kullen	kullen
verleden (o.v.t.)	kulde	kulde	kulde	kulde	kulde	kulden	kulden	kulden
toekomend (o.t.t.t.)	zal kullen	zult/zal kullen	zult/zal kullen	zult kullen	zal kullen	zullen kullen	zullen kullen	zullen kullen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou kullen	zou kullen	zou(dt) kullen	zoudt kullen	zou kullen	zouden kullen	zouden kullen	zouden kullen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gekuld	hebt gekuld	hebt/heeft gekuld	hebt gekuld	heeft gekuld	hebben gekuld	hebben gekuld	hebben gekuld
verleden (v.v.t.)	had gekuld	had gekuld	had gekuld	hadt gekuld	had gekuld	hadden gekuld	hadden gekuld	hadden gekuld
toekomend (v.t.t.t.)	zal gekuld hebben	zal/zult gekuld hebben	zult/zal gekuld hebben	zult gekuld hebben	zal gekuld hebben	zullen gekuld hebben	zullen gekuld hebben	zullen gekuld hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gekuld hebben	zou gekuld hebben	zou/zoudt gekuld hebben	zoudt gekuld hebben	zou gekuld hebben	zouden gekuld hebben	zouden gekuld hebben	zouden gekuld hebben