kullen
- kul·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kullen |
kulde |
gekuld |
zwak -d | volledig |
kullen
- overgankelijk plagen, tergen tot last zijn, voor de gek houden
- Hij riep uit in ongeduld
nu ben ik er mee gekuld
hij en wist niet wat verzinnen
om de vlooien t'overwinnen.[1]
- Hij riep uit in ongeduld
de kullen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord kul
- ↑ r. 65-68 Wel zal dit nog langer duren. Liedekens boek, Joanna Catharina Piré 1780-1854.
Women's Writing from the Low Countries 1200-1875. ISBN 978-90-8964129-8
- Het woord kullen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kullen" herkend door:
39 % | van de Nederlanders; |
39 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be