krachttrainen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van krachttrainen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | krachttrainen | te krachttrainen | ||||||
toekomend | zullen krachttrainen | te zullen krachttrainen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gekrachttraind | te hebben gekrachttraind | ||||||
toekomend | gekrachttraind zullen hebben | gekrachttraind te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
krachttrainend | gekrachttraind | ev. krachttrain |
mv. verouderd krachttraint |
krachttraine | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | krachttrain | krachttraint | krachttraint | krachttraint | krachttraint | krachttrainen | krachttrainen | krachttrainen | |
verleden (o.v.t.) | krachttrainde | krachttrainde | krachttrainde | krachttrainde | krachttrainde | krachttrainden | krachttrainden | krachttrainden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal krachttrainen | zult/zal krachttrainen | zult/zal krachttrainen | zult krachttrainen | zal krachttrainen | zullen krachttrainen | zullen krachttrainen | zullen krachttrainen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou krachttrainen | zou krachttrainen | zou(dt) krachttrainen | zoudt krachttrainen | zou krachttrainen | zouden krachttrainen | zouden krachttrainen | zouden krachttrainen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gekrachttraind | hebt gekrachttraind | hebt/heeft gekrachttraind | hebt gekrachttraind | heeft gekrachttraind | hebben gekrachttraind | hebben gekrachttraind | hebben gekrachttraind | |
verleden (v.v.t.) | had gekrachttraind | had gekrachttraind | had gekrachttraind | hadt gekrachttraind | had gekrachttraind | hadden gekrachttraind | hadden gekrachttraind | hadden gekrachttraind | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekrachttraind hebben | zal/zult gekrachttraind hebben | zult/zal gekrachttraind hebben | zult gekrachttraind hebben | zal gekrachttraind hebben | zullen gekrachttraind hebben | zullen gekrachttraind hebben | zullen gekrachttraind hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekrachttraind hebben | zou gekrachttraind hebben | zou/zoudt gekrachttraind hebben | zoudt gekrachttraind hebben | zou gekrachttraind hebben | zouden gekrachttraind hebben | zouden gekrachttraind hebben | zouden gekrachttraind hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gekrachttraind worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gekrachttraind | er is gekrachttraind | |||||||
verleden | er werd gekrachttraind | er was gekrachttraind | |||||||
toekomend | er zal gekrachttraind worden | er zal gekrachttraind zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gekrachttraind worden | er zou gekrachttraind zijn |