• kracht·trai·nen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
krachttrainen
(krachttrainde) *
(gekrachttraind) *
zwak -d volledig

krachttrainen

  1. stelselmatig oefeningen doen die de lichaamskracht te vergroten, vooral met gewichten
  • Omdat het werkwoord is ontstaan uit het zelfstandige naamwoord is het niet scheidbaar. In 2018 komen de verbogen vormen wel voor, maar zijn (nog) niet echt gangbaar.