kopschuw
- kop·schuw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘schichtig, wantrouwend’ voor het eerst aangetroffen in 1840 [1]
- samenstelling van kop en schuw [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | kopschuw | kopschuwer | kopschuwst |
verbogen | kopschuwe | kopschuwere | kopschuwste |
partitief | kopschuws | kopschuwers | - |
kopschuw [3]
- Het woord kopschuw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kopschuw" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
52 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "kopschuw" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kopschuw op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be