klamp
- klamp
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klamp | klampen |
verkleinwoord | klampje | klampjes |
- (techniek) een plank of lat die haaks of schuin over andere is aangebracht, als deel van de constructie of als houvast voor hand of voet
- De deurdelen worden met klampen bij elkaar gehouden.
- (scheepvaart) een klemconstructie, of een (vaak dubbele) haak waaraan een touw (tijdelijk) kan worden belegd/bevestigd
- Een kikker of klamp is een lichtere uitvoering van een bolder.
- Een klamp is van hout en een kikker is van metaal.
- [2]: kikker
- [2] bolder, korvijnagel
- [1,2] aanklampen, vastklampen
- klampen, klamper, klamplaag, klamplat, klampnagel, klampspijker, klampsteen, klampvogel
2. een klem of haak waaraan een touw kan worden bevestigd
vervoeging van |
---|
klampen |
klamp
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klampen
- Ik klamp.
- gebiedende wijs van klampen
- Klamp!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klampen
- Klamp je?
- Het woord klamp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "klamp" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ klamp op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be