• vast·klam·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vastklampen
klampte vast
vastgeklampt
zwak -t volledig

vastklampen

  1. overgankelijk door middel van klampen vastzetten
  2. wederkerend zich met inspanning ergens aan vasthouden
    • Het kind klampte zich aan zijn moeder vast . 
    • Mijn nieuwe leven speelde zich af in de straten van Long Island en ik miste Noorwegen meer dan goed voor me was, daarom klampte ik me waarschijnlijk vast aan alles wat me verteld werd en wat ik kon gebruiken. [1] 
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1. Harstad, Johan
    Max, Mischa & Het Tet-offensief 2017 ISBN 9789057598494 pagina 17
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be