stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
agarrarse
agarraba
agarrado
volledig

agarrarse

  1. zich vasthouden aan, zich vastklampen aan
  2. slagen, het maken, er wel komen
  3. slaags raken, op de vuist gaan
  4. aangrijpen (als excuus)
  5. aankoeken, aanzetten