agarrarse
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
agarrarse |
agarraba |
agarrado |
volledig |
agarrarse
- a·ga·rrar·se
- wederkerend
- zich vasthouden aan, zich vastklampen aan
- slagen, het maken, er wel komen
- slaags raken, op de vuist gaan
- aangrijpen (als excuus)
- aankoeken, aanzetten