aferrarse
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aferrarse |
aferraba |
aferrado |
volledig |
aferrarse
- a·fe·rrar·se
- wederkerend
- (~ a) zich vastklampen aan, zich vastgrijpen aan, zich vastklemmen aan
- (~ a) volharden in, koppig volhouden
- [1] cogerse
- [2] obstinarse