vastgrijpen
- Geluid: vastgrijpen (hulp, bestand)
- vast·grij·pen
- samenstelling van vast en grijpen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vastgrijpen |
greep vast |
vastgegrepen |
klasse 1 | volledig |
vastgrijpen
- overgankelijk iets stevig in de handen pakken
- Uzzia greep de Ark des Verbonds vast en werd op slag gedood.
- wederkerend zich ~ aan: zich verankeren door iets stevig beet te pakken
- Zij trachtten zich eraan vast te grijpen, maar de stroming was te sterk.
1. iets of iemand grijpen en vasthouden
- Het woord vastgrijpen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vastgrijpen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be