kindergek
- kin·der·gek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kindergek | kindergekken |
verkleinwoord | kindergekje | kindergekjes |
de kindergek m
- iemand die heel veel van kinderen houdt
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | kindergek | kindergekker | kindergekst |
verbogen | kindergekke | kindergekkere | kindergekste |
partitief | kindergeks | kindergekkers | - |
kindergek
- heel erg gesteld zijn op jeugdige, nog opgroeiende mensen
- Maar het geven van dergelijke oorvijgen is in het kindergekke Argentinië zeker voor een vreemde niet ongevaarlijk. En dus, als dochterlief vraagt of Jimena alsjeblieft nog één keer een dagje mag logeren, serveren we de enige maaltijd die Argentijnse kinderen doorgaans zonder al te veel mopperen wegkauwen: milanesas (schnitzels) met patat. Maar groot is de verbazing als het meisje na een half uurtje toch slechts een fractie van haar bordje heeft leeggegeten. Ze kan het ook niet helpen. "Het is het verkeerde merk frieten", legt ze uit. [2]
- Het woord 'kindergek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kindergek" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC M. Haenen 23 september 2005 Mooi slank is ongezond en onuitstaanbaar in Buenos Aires
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be