• ka·ta·bo·lis·me
enkelvoud meervoud
naamwoord katabolisme -
verkleinwoord - -

het katabolismeo

  1. (medisch) geheel van de afbraakprocessen in een lichaam
     Nog lijdend onder de gevolgen van storingen in zijn katabolisme en metabolisme, maar er langzamerhand weer bovenop komend, schrijft de heer K. W. Langeraar te Gouda: Een pracht opgave. Zoiets gaat er nog beter in dan de boterletters, waarvan je maag van streek raakt. (…)"[2]
  2. (biochemie) omzetting van grote moleculen in kleinere moleculen binnen organismen, zodat de energie daaruit beschikbaar komt
     Het aantal belangwekkende problemen, hetwelk zich voordoet bij het katabolisme der door ons gesynthetiseerde vetten is hiermede allerminst uitgeput.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron Tovervierkant in: De Telegraaf  , jrg. 63 nr. 22776 (15 december 1960), Dagblad De Telegraaf, Amsterdam, p. 4 kol. 8
  3.   Weblink bron
    Verkade, P.E.
    “Problemen betreffende de vetstofwisseling der diabetici”, diesrede (7 november 1930), Nederlandsche Handels-Hoogeschool, Rotterdam, p. 26