kade
- ka·de
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kade | kades kaden |
verkleinwoord | kadetje | kadetjes |
de kade v
- (scheepvaart) een beschoeide of gemetselde oeverstrook waaraan de schepen kunnen aanleggen
- (waterbeheer) een lage dijk of tijdelijke kering
- boezemkade, geldersekade, griendkade, handelskade, houtkade, kruiskade, loskade, omringkade, ringkade, stadhouderskade, zomerkade
1. een beschoeide of gemetselde oeverstrook waaraan de schepen kunnen aanleggen
vervoeging van |
---|
kaden |
kade
- aanvoegende wijs van kaden
- Het woord kade staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kade" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kade" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kade op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be